Klaas van der Poel (†)
Laatste berichten van Klaas van der Poel (†) (alles zien)

    Er is geen twijfel aan dat pelgrimeren zijn wortels heeft in religie en spiritualiteit. Maar vandaag de dag is echt niet elke pelgrim katholiek of gaat op weg met spirituele bedoelingen. Maar pas op, een veel gehoorde uitspraak is: “Ik ging als wandelaar op weg, maar ik kwam als pelgrim terug”. Waarmee men wil zeggen dat – gewild of ongewild – onderweg toch een spirituele snaar is geraakt.

    Zie bijvoorbeeld in het bekende boek van de Duitse cabaretier Hape Kerkeling – Ik ben er even niet. Aan het hoe en waarom van deze onverwachte spirituele ervaringen is een paar jaar geleden een proefschrift gewijd (zie literatuur). Verder is er binnen het genootschap van Sint Jacob een werkgroep spiritualiteit waarin spirituele ervaringen met elkaar besproken worden en besteedt het boek van Kuijken en Thiers veel aandacht aan de spirituele dimensie.

    Korte geschiedenis van het pelgrimeren

    Pelgrim, pilgrim, pellegrino, van het Latijnse peregrinus, dat betekent iemand die over de akkers loopt, een landloper, zeg maar. Daar komt het vandaan, maar wat bedoelen we er tegenwoordig mee? Iemand die onderweg is naar een bijzonder doel, meestal een religieus doel.

    Dat pelgrimeren hoeft niet noodzakelijk meer dwars door de velden te gaan, een touringcar mag ook, maar de beste pelgrims, de echte, zijn toch tweevoeters, te voet of op de fiets onderweg naar een heiligdom, naar een doel, liefst een ver doel. Over dit soort mensen en hun tochten gaat het verder in dit stuk.

    Pelgrimeren en christendom

    Pelgrimeren kan in principe naar ieder doel, het hoeft niet per se een religieus doel te zijn. Maar pelgrimeren hoort wel bij het Christelijk geloof, zoals gebeden er bij horen. Het hoort trouwens ook bij andere religies, denk aan de hadj van de moslims, en de joden trokken traditioneel eens per jaar naar Jerusalem.

    Vanaf de eerste eeuwen na Christus trokken Christenen ook naar Jerusalem om in de kerk van het Heilig Graf de palmtak te verwerven. Later in de middeleeuwen kwamen daar nog twee belangrijke bestemmingen bij: Rome met de gekruiste sleutels van Sint Pieter en Compostella met de schelp van Sint Jacob.

    Grote groepen mensen gingen naar die plaatsen op weg, duizenden, honderd duizenden per jaar. Het is interessant om te bedenken dat er bijna zeker voorouders van jou bij geweest zijn. Uiteraard ging dat in de middeleeuwen te voet of hoogstens te paard, heen en terug en waren het ondernemingen die vanuit onze streken gemakkelijk een jaar in beslag namen.

    Behalve de ‘grote’ pelgrimsdoelen waren er bovendien vele, vele andere pelgrimsbestemmingen, zoals het nu nog in Italië is. Daar heeft iedere provinciestad wel een heilige en een heiligdom en pelgrims. Zo werd, over een periode van duizend jaren, Europa getekend door een netwerk van pelgrimspaden en werd de Europese cultuur verspreid en samengeknoopt door ervaringen van pelgrims.

    Nieuwe bestemmingen

    Na de middeleeuwen werd het, tenminste in Noord en West Europa een stuk stiller op de traditionele pelgrimspaden. In Italië en Spanje ging de traditie gewoon verder, maar van hieruit richtte de belangstelling zich geleidelijk op nieuwe bestemmingen zoals Lourdes en Fatima en moderniseerden pelgrims zich en namen de trein of de bus.

    Een enkeling bleef de traditie getrouw. Hilaire Belloc trok in 1892 een rechte lijn over de kaart en liep van Straatsburg naar Rome en Bertus Aafjes maakte in 1935 zijn voetreis naar Rome.

    Nieuwe bloeiperiode

    Dan, in het laatste kwart van de twintigste eeuw bloeien de traditionele pelgrimages miraculeus weer op. De Raad van Europa wijst de Camino Frances naar Santiago en de Via Francigena naar Rome aan als Europese Culturele Wegen. De Lange Afstand Wandelpaden (LAW’s) worden in Nederland weer populair en de ANWB markeert LAW 7 als Het Pelgrimspad van Amsterdam naar Maastricht.

    In Santiago komen per jaar nu 100.00 pelgrims te voet aan, waarvan zo’n 1500 uit Nederland. Van hier naar Rome lopen jaarlijks inmiddels enkele tientallen pelgrims. Een enkeling loopt naar Jeruzalem. Ook in Nederland verheugen pelgrimsdoelen zoals Wittem en de Heilige Eik bij Oirschot, zich in een toenemende belangstelling. Pelgrimeren is terug van weg geweest.

    De weg of het doel

    Een weg

    Als je de tocht aanvaardt naar Ithaka,
    wens dan dat de weg lang mag zijn.

    Zo begint een gedicht van Constantinos Kavafis. Veel mensen herkennen dit, pelgrims ook. Ze beleven plezier aan een wandeltocht, een pelgrimstocht, om de tocht op zich. Dat is vergelijkbaar met het plezier dat je beleeft aan een mooie strandwandeling. Je bent in de vrije natuur, de wind in je gezicht, de zon op je kop. Een stap verder en je voegt er het plezier aan toe van een prestatietocht, de Vierdaagse bijvoorbeeld, met bloemen bij de finish, een medaille. Ook een genoegen op zich.

    Nog een stap verder en je stort je in het avontuur van een lange afstand wandeltocht. Weliswaar klampen de meeste van ons zich graag vast aan een reisschema, een reisleider en een touringcar, maar ergens trekt, diep in ons, toch ook de vrijheid van het zwerven, het Hoog op die Gele Wagen gevoel.

    Een pelgrimstocht door vreemde landen waarbij je, dag na dag, nieuwe uitdagingen tegenkomt, ’s ochtends niet weet waar je ’s avonds zult slapen, laat je die vrijheid in ruime mate ervaren. En na een paar dagen merk je dat je dagelijkse beslommeringen langzaam naar de achtergrond verdwijnen. Dat loskomen van je dagelijkse beslommeringen is een belangrijk onderdeel van het pelgrim-zijn. Al lopend laat je los en wordt je leven steeds eenvoudiger.

    En wat doet een langdurige lichamelijke inspanning al niet met je lichaam? Vermoeidheid, maar ook honger en dorst, ze maken allemaal krachten in je los waarvan je niet meer wist dat je ze had. Een dag lopen maakt je ook ontvankelijk. Ontvankelijk voor ontmoetingen met mensen en ontvankelijk voor spirituele indrukken.

    En naarmate je vordert op je weg, worden die indrukken sterker. Langzamerhand word je pelgrim. Zo verander je een beetje in de loop van de wandeling en kijk je anders tegen dingen aan. Dat is wat anders dan een strandwandeling of de Vierdaagse, hoe plezierig dat ook is. Lopen is mooi, maar pelgrimeren is beter.

    Een doel

    Bij een pelgrimstocht hoort ook een doel. Bij voorkeur is dat doel iets verhevens, iets heiligs, iets waar je naar uitziet en in gelooft. Het idee om bepaalde plaatsen te willen bezoeken lijkt onlosmakelijk verbonden met godsdienst: christenen, boeddhisten, moslims, hindoes, sjintoeisten, ze pelgrimeren er op los.

    Maar exclusief godsdienstig is het niet: er staat nog steeds een rij voor het graf van Lenin en er lopen mensen naar de stranden van Normandië en naar de Waalsdorpervlakte en naar het monument op de Dam. We onderhouden het graf van onze ouders en grootouders. We gaan er naartoe en leggen er bloemen op. Een soort pelgrimage, een hommage aan mensen met wie we iets hebben of hadden. We zoeken de plaats op waar ze zijn ‘gebleven’ of dat nou de plaats is waar ze begraven zijn of de plaats die op dramatische wijze met hen is verbonden.

    Sommige mensen zijn nu eenmaal, voor mij, voor ons, heel bijzonder en sommige mensen blijven dat ook als ze dood zijn. We hebben iets over hen gehoord of iets in hen ontdekt, een vuur, iets heiligs, misschien.

    Pelgrimeren is dus niet exclusief religieus. Het is gehoor geven aan een menselijk verlangen om daar te zijn waar het goed was. Om het goede, dat eenmaal was, te herkennen en te erkennen en er – letterlijk – op af te gaan. Om op tocht te gaan naar een doel, of een ideaal, of een droom of hoe je het maar noemt.

    Het is goed als een doel aanspreekt, als het inderdaad mooi is en verheven. Maar, laten we wel wezen, wat mooi en verheven is zit voor een deel tussen de oren. Ik kan me niet goed voorstellen wat ik mooi zou moeten vinden aan het graf van Lenin.

    De traditionele, Europese pelgrimstochten zijn van een andere aard: aan de heiligdommen in Santiago, Rome en Jerusalem is eeuwenlang door de grootste kunstenaars gewerkt. De ceremonies gaan gepaard met licht, kleur en muziek en de mensen die er vereerd worden hebben goeie dingen gedaan. En dat is goed, want een aansprekend doel doet er toe, op een pelgrimstocht. Een pelgrimstocht is immers een weg naar een doel.

    Het labyrint

    Pelgrims hebben tekens achtergelaten langs de paden die hen naar hun doel voerden. Daarbij horen kerken, kloosters, hospitalen, refugio’s en grafstenen. Maar het meest interessante, het meest pelgrim-achtige teken is toch het labyrint. Het pelgrimslabyrint is een doolhof, maar dan niet één om in te verdwalen, maar om – net als op een pelgrimage – na veel omzwervingen je doel te bereiken. Het is cirkelvormig en bestaat uit een lang en onoverzichtelijk pad dat je tenslotte in het centrum van de cirkel brengt. Dat centrum is meestal een roos met zes bladen, het teken van de hemel.

    Een labyrint is een oud symbool: het komt voor in prehistorische tekeningen, koning Minos hield een stier gevangen in zijn labyrint en het ganzenbordspel lijkt op een labyrint. Het mooiste voorbeeld van een labyrint ligt in de vloer van de kathedraal van Chartres, maar ook in de Sint Servaas in Maastricht ligt een heel mooi voorbeeld. Middeleeuwse pelgrims doorliepen zo’n labyrint als een oefening voor de weg naar hun doel.

    Langs de oude pelgrimswegen naar Rome en Santiago kom je het Labyrint zo nu en dan tegen: in Reims bijvoorbeeld en in Pontremoli en in Lucca, in het portaal van de kathedraal van San Martino. Als je het ziet weet je het zeker: hier zijn voor mij ook pelgrims geweest. Hier hebben mensen zich verwonderd over de kronkelwegen van het leven, hier hebben mensen zich gerealiseerd dat het goed is om je doel in de gaten te houden, maar dat het niet altijd makkelijk is om het te bereiken, dat het soms wel lijkt of je er steeds verder vanaf raakt, maar dat aandacht en volharding tenslotte beloond zullen worden. Zoals bij een pelgrimage.