Wessel Zweers
Laatste berichten van Wessel Zweers (alles zien)

Er zijn veel boeken die je leren de techniek van het fotograferen onder de knie te krijgen. Op deze pagina wil ik meer nadruk leggen op het kijken en je wat persoonlijke tips geven om betere foto’s te maken.

Liever telelens dan groothoek

Het maken van een goede foto begint met het kiezen van een goed onderwerp. Probeer bij voorkeur de grootste clichés te vermijden. Het allergrootste cliché onder de natuurfoto’s zijn – althans wat mij betreft – mooie uitzichten. Hoe indrukwekkend ze ook zijn op het moment dat je er zelf staat, op foto’s komt dat gevoel van weidsheid en ruimte meestal wat magertjes over. Vooral opnames gemaakt met een groothoeklens ogen vaak wat afstandelijk: het uitzicht is op zich wel mooi, maar het is ook zo ver weg. Alsof de wandelaar er zelf geen deel van uitmaakt.

Daarom mijn tip: probeer daarom niet te veel op één foto te krijgen. Hoe meer je op een foto zet, hoe kleiner alles erop komt – en ook hoe afstandelijker de foto wordt. Gebruik dus niet steeds de groothoeklens, maar koop liever een telelens en geef ruimte aan details. Kies iets bijzonders en kruip daar zo dicht mogelijk bovenop.

Wil je het toch proberen, zo’n prachtig uitzicht fotograferen? Een tip: probeer dan ook objecten dichtbij op de foto te krijgen, bijvoorbeeld mensen, een wegwijzer, boomtakken of bladeren. Zo krijg je wat meer diepte en driedimensionale werking in de foto.

Het grote geheel

Kies je verre uitzichten of juist bloemen? Voor mensen of voor dieren? Water of lucht? Elke fotograaf heeft weer andere interesses. Belangrijk is dat je daarbij op het grote geheel let en niet te vaak in herhalingen vervalt. Want één mooie paddestoel is leuk, vijf keer dezelfde is al veel minder spannend.

Variatie in onderwerpen en invalshoeken levert daarom meestal de boeiendste reportages op. Maar ook dit is geen vaste regel. Themareportages waarbij je je heel strak aan één thema – water, naambordjes, koeien, herfst, noem maar op – houdt, kunnen ook heel bijzonder zijn.

Weer andere fotografen houden van een meer documentaire aanpak. De vraag die je je dan moet stellen: wat zijn de belangrijkste kenmerken van de tocht die je aan het maken bent? Kijk daarbij bijvoorbeeld naar de omgeving, het weer en het jaargetijde.

  • Wat is er bijzonder aan de omgeving? Wat maakt die anders dan andere natuurgebieden waar je eerder bent geweest? Loop je op het strand, in de duinen, door de polder of in het bos? Probeer juist het karakteristieke van de omgeving op de foto te zetten.
  • Ben je in het buitenland? Wat maakt dat land anders dan Nederland? Is het landschap anders, of zie je andere dieren? Fotografeer vooral de verschillen. Dus geen zonsondergangen – hoe mooi die ook kunnen zijn – want die zie je in elk land.
  • Is het mooi weer? Fotografeer dan zonnige plekken en mooie schaduwpartijen. Heeft het geregend? De weerspiegeling van de omgeving in een plas water kan prachtig zijn. Of misschien nog veel sprekender is een foto van je modderige schoenen en broekspijpen.
  • Wat voor jaargetijde is het? Foto’s van sneeuw, bloesem en herfstbladeren maken dat in één oogopslag duidelijk en geven heel veel sfeer.

Horizon

Op veel landschapsfoto’s is de horizon zichtbaar. Sommige fotografen adviseren om die er niet precies horizontaal op te zetten, andere fotografen houden wel van een strakke horizon. Persoonlijk zou ik zeggen: maak een duidelijke keuze – dus hou de camera óf perfect horizontaal, óf kies bewust voor een dynamische foto met een diagonale horizon. Met mate toegepast kan dat laatste verrassende effecten opleveren. Maar iets ertussenin – een nét niet horizontale horizon – staat eigenlijk alleen maar slordig.

Verder hebben veel beginnende fotografen de neiging om de horizon precies halverwege de foto te laten lopen. Met andere woorden: ze zetten evenveel lucht en land op de foto. In enkele gevallen is deze keuze gerechtvaardigd, maar meestal wordt een foto veel sprekender als je de horizon op 1/3 (veel lucht, weinig land) of 2/3 (weinig lucht, veel land) zet. Durf te kiezen!

Licht

Een van de geheimen van goede fotografie is de lichtval. Vooral schaduwen zorgen voor extra contrast in het landschap. Landschapsfotografen gaan daarom het liefst ’s ochtends vroeg en ’s avond voor zonsondergang op pad. De natuur heeft dan een veel mooiere lichtval dan overdag. Om dezelfde reden zijn winterfoto’s vaak mooier dan zomerse plaatjes. De zon staat lager en het landschap is contrastrijker.

Sommige fotografen wandelen bij zonnig weer het liefst in zuidelijke richting. Een goed idee, want dan zie je meer schaduwen. Sta tijdens een wandeling maar eens even stil en kijk om je heen: opvallend vaak is het beeld in zuidelijke richting mooier dan naar het noorden – aangenomen dat de zon schijnt.

Overigens: of je nu naar het noorden of naar het zuiden wandelt, af en toe achterom kijken kan heel verrassende beelden opleveren. Wie altijd vooruit kijkt, zie je maar de helft van zijn omgeving.

Mensen

Landschapsfoto’s krijgen vaak meer leven als je er ook mensen op zet. Ook geven ze een idee van de schaal – vooral in berggebieden: een rotsblok op zich zegt niet zo veel, maar als er iemand naast staat die maar half zo groot is, kan dat wel een indrukwekkend plaatje opleveren.

Wat het fotograferen van medewandelaars betreft: maar al te vaak komen ze met hun rug op de foto te staan. Dat is praktisch wel verklaarbaar. Je staat stil, pak je camera uit je rugzak, stelt alles in en maakt dan de foto. Ondertussen is je gezelschap alweer 50 of 100 meter verderop.

Probeer daarom ook eens voor de groep uit te lopen en je medewandelaars van voren op de foto te krijgen. Gezichten voegen veel toe aan de sfeer. Lachen ze of kijken ze vermoeid? Praten ze met elkaar of kijken ze voor zich uit?

Mensen van dichtbij fotograferen geeft natuurlijk nog meer leven aan een fotoserie, maar houdt wel een zeker risico in. Vooral pratende personen hebben sterk wisselende uitdrukkingen op hun gezicht. Als je een digitale camera hebt, is het de moeite waard om een foto drie of vijf keer snel achter elkaar te maken. Zelfs vanuit hetzelfde standpunt zijn de verschillen vaak groot! Ook met een conventionele camera kun je dit natuurlijk doen, maar dan lopen de kosten behoorlijk op.

Experimenteer met de digitale camera

Een groot voordeel van een digitale camera is dat je dan niet langer voor elke afdruk hoeft te betalen en je daardoor veel meer kunt experimenteren. Dus doe dat ook! Zak door je knieën, leg het toestel helemaal op de grond, maak een foto door je zonnebril, draai je toestel 45 graden of maak een tegenlichtopname – probeer zoveel mogelijk uit. Toegegeven, zulke foto’s zullen lang niet altijd lukken, maar als er eentje lukt, heb je gelijk een geweldig plaatje.

Foto’s selecteren

Hoe meer foto’s betekent lang niet altijd hoe beter. Stop niet meteen al je foto’s in een album of op een website. Een fotoserie wint aanzienlijk aan impact door de mindere foto’s te verwijderen.

Een simpele vuistregel: gooi de helft van de foto’s die je hebt gemaakt gelijk weg. In de schrijverswereld zeggen ze niet voor niets: “schrijven is schrappen”, of op zijn Engels: “kill your darlings”, of in de kunst: “less is more”.

Zo’n vuistregel is natuurlijk gemakkelijker gezegd dan gedaan. Foto’s selecteren is moeilijk, zeker als je de foto’s zelf hebt gemaakt. Een voor de hand liggende oplossing is vrienden en familie om (eerlijk!) commentaar te vragen. Vooral hun motivering om bepaalde foto’s te kiezen, kan bijzonder leerzaam zijn.

Een ander alternatief is de volgende, bijzonder effectieve vormgeverstruc: leg alle foto’s op hun kop! De clou is dat je op deze manier je eigen foto’s wat objectiever gaat beoordelen. Je let minder op je stemming of herinneringen van dat moment, maar meer op algemene esthetische principes, zoals compositie, evenwicht, lichtval en kleuren. Pak maar eens een krant of een tijdschrift en blader die op zijn kop door – heel leerzaam!